Bodycount
Op een moment dat er een heel aantal toppers in het genre zitten aan te komen, probeert Codemasters nog snel om first-person shooter-fans te verleiden met Bodycount. Met de focus op hersenloze actie is de game wel erg toegankelijk voor een breed publiek, maar jammer genoeg houdt het daar ook op. Een korte adrenalineshot is al wat je krijgt in Bodycount, en zelfs die gaat snel vervelen.
Daar is een vijand, hier is een geweer
Zoals wel meer shooters heeft het verhaal achter Bodycount weinig of niks om het lijf. Je werkt blijkbaar als een soort huurmoordenaar voor een bedrijf dat The Network heet. Je bevindt je in het midden van een burgerconflict ergens in Afrika en de enige oplossing om voor vrede in het gebied te zorgen is het uitroeien van beide partijen. Na een tijdje duikt een derde partij op, The Target, die zich mengt in het conflict en die je, jawel, ook tot de laatste man moet neerknallen. Dat is de singleplayer in een notendop: je wordt in een zeventiental levels gedropt waar een aantal groepen het tegen elkaar opnemen en je moet ervoor zorgen dat jij uiteindelijk de enige bent die het kan navertellen. Hersenloze actie dus.
Op zich hoeft dat geen probleem te zijn en het wapentuig dat je ter beschikking krijgt is op zich zelfs uitermate geschikt om snel en veel vernieling aan te richten. Je begint het verhaal met een shotgun en een submachine gun en krijgt gaandeweg toegang tot meer wapen, al is je arsenaal op elk moment beperkt tot twee wapens. De wapens zijn divers genoeg om ruimte te laten voor verschillende speelstijlen. Een pistool met geluidsdemper is geschikt voor een stealthy aanpak, shotguns voor net het tegenovergestelde en met de rifles die je in handen krijgt is het dan weer gemakkelijk om uit te pakken met skill shots. Al snel zul je echter merken dat je, door het beperkte voorraadje dat je maar op zak mag hebben, je zult beperken tot een aantal favorieten die het best in de hand liggen. Hoewel er slechts tien wapens beschikbaar zijn in de game, zul je je wellicht door de singleplayer worstelen met de helft daarvan.
Het verhaal stuurt je van het ene objectief naar het andere via een systeem van vrij eentonige opdrachten: “loop naar die locatie”, “de deur is vast dus ga naar de plaats waar je ze kan openmaken”, “keer terug naar de deur”, enzovoort. Nog meer dan het aaneenrijgen van deze weinig opwindende taken focust de game op een puntensysteem dat gebaseerd is op de eerder aangehaalde skill shots. Dit systeem kennen we ondertussen van Bulletstorm, waar je enorm veel verschillende coole manieren had om een vijand om het hoekje te helpen, fun te beleven en ondertussen ook nog wat punten mee te ritsen. In Bodycount moet je skill shots eerder zien als een kill door door een granaat, een mijn of een headshot. Wel heel erg ongeïnspireerd als je gaat vergelijken met Bulletstorm...
Zoomen is stilstaan
De andere gimmick die Bodycount moet rechthouden is het feit dat kills je “Intel” opleveren, wat een metertje doet vollopen dat je kan gebruiken voor een aantal speciale aanvallen. Explosieve kogels, een luchtbombardement en tijdelijke onsterfelijkheid om er een paar op te noemen, opnieuw niks wat nog nooit eerder is gedaan. Voeg aan deze doordeweekse spelervaring ook nog eens een oliedomme AI toe en je hebt het recept voor een fps die al na tien minuten saai aanvoelt door de repetitieve gameplay. Een andere feature die ons plezier eerder in de weg stond dan het te verrijken, is het feit dat je niet kan rondlopen met een ingezoomd wapen. Je bewegingen zijn dan immers beperkt tot het links en rechts leunen, waardoor het spel veronderstelt dat je de zoomfunctie gebruikt als een soort coversysteem.
In een tactische shooter kan dit soort besturing goed werken, maar in een game waar de vijanden als kippen zonder kop rondlopen, de kogels je langs alle kanten om de oren fluiten en je vooral vertrouwt op snelle reflexen is een immobiele zoomfunctie het laatste wat je kan gebruiken. Dit zorgt er ook voor dat de hogere moeilijkheidsniveaus nog een extra laagje aan lastigheid krijgen, naast het feit dat de rode vlekken op je scherm die je moeten waarschuwen voor een nakende dood zeer inadequaat blijken te zijn. Nog voor je goed en wel een vleugje rood op je beeld ontwaart, ben je immers al lang gevloerd. Gelukkig word je geduld niet ál te lang op de proef gesteld, want na drie à vier uurtjes zit de singleplayer er alweer op. In die tussentijd liet de game onze Xbox 360 ook twee keer bevriezen, met een volledige reboot tot gevolg.
Doordeweekse multiplayer
Op het vlak van graphics ziet het Bodycount er vrij degelijk uit, zonder echt te overweldigen. De visuals zijn erg kleurrijk en omgevingen zijn erg licht, al worden dezelfde maps en objecten wel regelmatig gerecycleerd – zelfs in de vrij korte singleplayer. Je kan doorheen bepaalde materialen en muurtjes heen schieten, al is zeker niet alles compleet vernietigbaar en is het grootste deel van de spelwereld eerder statisch. De audio is onopvallend en wordt gedomineerd door de radioberichten die je te horen krijgt tijdens het uitvoeren van de missies.
Voor we het vergeten: er is is ook een multiplayer voorzien, maar die is al even ongeïnspireerd als de rest van de game. Er is deathmatch en team deathmatch, die elk naar behoren werken maar waar dezelfde onhebbelijkheden als in de singleplayer de kop opsteken. Daarnaast is er nog een coöperatieve multiplayer waar je met twee spelers online in een map gedropt wordt en 20 waves van steeds meer en zwaarder bewapende vijanden te slikken krijgt. Tenzij je met je partner een degelijke camping spot ergens in een hoekje van de map of een huis kan afspreken, kan je het evenwel op je buik schrijven om deze 20 waves te overleven – al was het maar omdat je langs alle kanten overweldigd wordt door een overload aan kamikaze-vijanden.
- Enkele leuke wapens
- Korte en saaie singleplayer
- Ongeïnspireerd Scoresysteem
- Domme AI
- Zoomen is stilstaan
- Overbodige multiplayer